Door Rosanne Boermans
Dat het werk en de levens van Edvard Munch (1863-1944) en Vincent van Gogh (1853-1890) nauw verwant zouden zijn, is geen baanbrekend idee. In 1899 schreef de kunstverzamelaar en -criticus Julius Meier-Graefe hier al over in zijn Beiträge zu einer modernen Aesthetik. De samenstellers van de inmiddels afgelopen tentoonstelling Munch : Van Gogh spreken over een ‘axioma’; een hoogdravend, maar geen uniek statement. Maar is dat inderdaad het geval? Zijn er onmiskenbare parallellen tussen beide kunstenaars of is het allemaal in the eye of the beholder?
Wie de tentoonstelling betreedt ziet al snel wat men ‘het eerste meesterwerk’ van de twee kunstenaars noemt: Ochtend door Munch geschilderd in 1884 en De aardappeleters een jaar later door Van Gogh. Op het eerste gezicht zijn beide werken een verschil van dag en nacht – letterlijk; Munch schildert een ochtendscène in pastelkleuren, Van Gogh een diner in donkergroen. Op het tweede gezicht zijn er meer verschillen, en niet in de laatste plaats de schilderstijl. Munchs meisje klopt van top tot (blote) teen, terwijl Van Goghs figuren bijna karikaturaal lijken. Hoe zit dat dan met dat axioma? Dat zit ‘m precies in die blote teen. Beide schilders geven de werkelijkheid van de kleine lieden onverbloemd weer: de blootheid, de vuile handen en voeten, de onverzorgdheid… Kortom, de armoede.
En dat was nogal een contrast met de geldende norm van die tijd. Lees verder