Door Rosanne Boermans
Twee jaar geleden deed een Franse familie in Toulouse een wel heel bijzondere ontdekking op hun zolder: ze vonden een doek van 144 bij 175 centimeter, overduidelijk wel een paar eeuwen oud, een bloederige Bijbelse scène afbeeldend: Judith onthoofdt Holofernes. De lichtval en de blik van Judith zorgden ervoor dat het schilderij in het diepste geheim naar Parijs verhuisde, waar twee jaar lang velerlei kunstkennersogen het aan grondig onderzoek onderwierpen. Hun conclusie (al zij het verdeeld): het gaat hier om een echte Caravaggio. En niet zomaar een Caravaggio: om zijn tweede versie van Judith onthoofdt Holofernes, die zo’n driehonderd jaar geleden verdween. Als dat klopt, kan de Franse familie 120 miljoen euro op hun bankrekening bijschrijven.
De vraag is natuurlijk of het hier daadwerkelijk om een Caravaggio gaat. Wat betreft de schilderstijl ben ik geen expert en laat ik die uitspraak dus graag over aan bovengenoemde Caravaggio-kenners; het enige wat ik kan doen is mijn interpretatie geven van beide werken. Wanneer we dit schilderij met zijn eerste versie van Judith onthoofdt Holofernes vergelijken, zijn er een paar dingen die opvallen.
De grote licht-donkercontrasten komen in beide schilderijen terug; een van de kenmerken van Caravaggio’s schilderstijl. Veel elementen zijn ook hetzelfde: het rode tentdoek in de achtergrond, de gespannen gespreide rechterhand van Holofernes, het bloed dat plastisch uit zijn keel spuit. Maar er zijn ook verschillen, en dan niet eens zo zeer in de schilderstijl, maar vooral in de voorstelling. Caravaggio’s eerste versie lijkt een stuk gewelddadiger. Je ziet hoe de spieren in de linkerarm van Judith opbollen om Holofernes stevig in het haar te grijpen. Judith kijkt fronsend en gespannen naar de zware klus die ze aan het klaren is, net als haar oude slavin, die actief klaarstaat om het hoofd in doeken op te vangen. Holofernes’ half afgehakte hoofd snakt naar een laatste ademteug, zijn ogen lijken verschrikt te zoeken naar wie hem dit leed aandoet.
Op het schilderij dat gevonden is lijkt Judith Holofernes maar losjes vast te houden. Hier kijkt ze de toeschouwer stil en samenzweerderig aan; eerder een blik die je zou verwachten vlak vóór het moment dat ze de legeraanvoerder de keel doorsnijdt. Haar slavin kijkt vol spanning verwachtingsvol naar Judith; ze lijkt geïnteresseerder in haar meesteres dan in het afgehakte hoofd dat ze over enkele seconden in de doeken in haar hand moet opvangen. Dat hoofd probeert woest contact te maken met Judith – tevergeefs, want die kijkt weg van de scène die ze zelf veroorzaakt.
Als deze tweede Judith onthoofdt Holofernes niet van Caravaggio is, zou het wel eens van de Vlaming Louis Finson (1579-1917) kunnen zijn. Deze schilder woonde enkele jaren in Italië en was behoorlijk onder de indruk van het werk van Caravaggio. Zozeer, dat hij het ook kopieerde. Toen hij terugreisde naar België nam hij twee Caravaggio’s mee: Madonna en… Judith onthoofdt Holofernes, versie twee. Dat Caravaggio twee versies van Judith onthoofdt Holofernes maakte staat overigens niet ter discussie. Dit weten we omdat de Vlaamse schilder Frans Pourbus II erover schreef in een brief naar zijn baas; Caravaggio bood het schilderij te koop aan voor 400 dukaten, maar Pourbus’ baas liet de koop aan zich voorbijgaan. Zo kwam het schilderij in het bezit van Louis Finson en dus uiteindelijk terecht in België.
Ook dat werk kopieerde Finson van Caravaggio. Het is vandaag de dag te bewonderen in het Palazzo Zevallos Stigliano in Napels.
Dit werk is inderdaad onmiskenbaar verbonden met het recent gevonden schilderij. De gezichtsuitdrukkingen van Holofernes en Judiths slavin zijn vergelijkbaar met op het andere doek, maar Judith zelf kijkt daarentegen een stuk onvriendelijker de toeschouwer aan. Haar blik lijkt meer weg te hebben van Caravaggio’s eerste versie van Judith onthoofdt Holofernes…
Of het recent gevonden werk van Caravaggio is, of dat het een andere kopie is van de hand van Finson, weet ik niet. Wellicht dat Caravaggio-kenners het schilderij nogmaals twee jaar aan grondig onderzoek kunnen onderwerpen om dan met een definitieve conclusie te komen. Tot die tijd blijf ik me verwonderen over de dramatische schoonheid van beide werken.