Door Daphne Bisselink

Rineke Dijkstra, still uit I See a Woman Crying (2009).
Drie jaar geleden liep ik in fotografiemuseum Huis Marseille een donkere ruimte binnen. Ik nam plaats op een bankje en zag drie schermen voor me verschijnen met daarop negen kinderen, gekleed in uniform, zittend voor een witte muur. De leerlingen zijn stil en kijken allen naar een bepaald punt net langs de camera. Na enkele tientallen seconden wordt de stilte verbroken: “I can see a woman crying.” Voorzichtig haken de andere leerlingen aan en wordt er een vrouw omschreven die uit verschillende vormen en kleuren bestaat. Ze zeggen dat ze een vrouw zien die zich zorgen maakt, verdrietig lijkt en in de steek gelaten is. Een vrouw die waarschijnlijk naar een bruiloft is geweest en zich daar alleen voelde. Misschien dat haar boze stiefmoeder haar een brief heeft gestuurd met als boodschap: ‘Jij bent de volgende!’ De leerlingen zijn in het begin voorzichtig met hun omschrijvingen, maar stapje voor stapje ontpopt zich een ware stortvloed aan verschillende fantasierijke verhalen. Maar wie is nu die mysterieuze vrouw die voor mij als kijker onzichtbaar is? En dan valt de naam Picasso. Op dat moment begrijp ik dat de leerlingen naar een schilderij van Picasso kijken, namelijk De wenende vrouw uit 1937. De fantasie die de leerlingen gebruiken om grip te krijgen op het schilderij was hetgeen waardoor ik met plezier op het bankje bleef zitten luisteren. Lees verder